Bouwkundig detailleren voor tekenaar en ontwerper:

Zitmeubelen.

Voor de volgende onderwerpen ga naar:

algemeen;

de constructie;
stoffering;


leidraad tekst + afbeeldingen:    LOI cursus interieur verzorging 1977-78

 

Algemeen:


De stoel behoort tot de oudste meubelstukken ter wereld.
Eeuwenlang was het echter meer een symbool van status en waardigheid dan gewoon een alledaags voorwerp
(Zittende beroepen bestonden nagenoeg nog niet en vrije tijd was schaars.)

In de late Middeleeuwen waren banken en "sittens" de belangrijkste zitmeubelen. Er waren lange banken met en zonder leuning, maar ook éénpersoons bankjes (scabel, schemel of benckesken genaamd).

De eenvoudige burger had een simpele bank gemaakt van een plank met vier poten.

Ook in de huidige tijd is dit zo, doch voor de eenvoudige burger moet je nu lezen de "doe het zelfer".
zie   de doe het zelf voorbeelden voor de doe het zelver behorende bij dit onderdeel.

In de 20e eeuw kwam de ontwikkeling van de stoel in een stroomversnelling. Zo deden nieuwe modellen zoals de klapstoel en de slaapstoel hun intrede.
Stoelen werden ook steeds meer gemaakt voor specifieke doeleinden, zoals bureaustoelen voor kantoorruimtes.
 

 

Aanvankelijk werden stoelen in kleine series gemaakt door ambachtelijke meubelmakers en stoelenmatters maar tegenwoordig gebeurt de productie veel vaker industrieel door grote meubelfabrikanten.
 

 

 


 

Benamingen:

Het eenvoudigste zitmeubel is de kruk. Deze heeft slechts een zitting en een onderstel. De zittinghoogte bedraagt in het algemeen meer dan 50 cm en de diepte van de zitting 25 tot 35 cm.

Voegt men een aantal krukken tot één geheel tezamen, dan spreekt men van een bank zonder leuningen.

De gewone stoel is de stoel die behalve een zitting, ook een rugleuning heeft. De zittinghoogte varieert van 40 tot 50 cm, de zittingbreedte is ongeveer 40 cm en de zittingdiepte ongeveer 45 cm. Een dergelijke stoel is bedoeld om te worden gebruikt bij een tafel met een hoogte variërend van 72 tot 78 cm.

Voorziet men de gewone stoel van armleggers, dan spreekt men van een armstoel of leunstoel. Bij het kiezen van armstoelen bij tafels en bureaus moet men er goed op letten, dat de armleggers onder de bladrand passen.

Gaat men gemakkelijk of lui zitten, dan spreekt men over een fauteuil. De gemiddelde zittinghoogte zal lager zijn dan bij een gewone stoel en de voorkant is hoger dan de achterkant. Voor het opstaan en gaan zitten zijn armsteunen dan vrijwel noodzakelijk.
Naarmate de zittinghoogte lager wordt, wordt de zittingschuinte steiler en daarmee ook de rugleuning schuiner.

Een aantal gemakkelijke stoelen tot één geheel gemaakt noemt men een zitbank.
Een zitbank is dus een zitmeubel dat plaats biedt aan meer dan één persoon.
(een sofa en een divan is een zitmeubel voor in huis)

Een combinatie van een zitbank met bijpassende fauteuils noemt men een bankstel.

Daarnaast zijn er vele benamingen welke gekoppeld zijn aan het gebruik, zoals:
    schoolbank voor een zitmeubel waarop leerlingen zitten tijdens het volgen van de les;
    kerkbank voor een zitmeubel waarop gelovigen zitten tijdens een kerkdienst;
    en een vensterbank welke van oorsprong een zitplaats bij het raam was.
klik hier om naar boven te gaan



 

De constructie:

Grote verschillen, qua uiterlijk, tussen zitmeubels ontstaan door het gebruik van verschillende constructiemethoden en de wijze van afwerking.

De constructie van het zitmeubel hangt nauw samen met het materiaal (hout, staal, licht metaal, rotan, kunststof, etc.), waarvan het is gemaakt.
Tot rond 1900 voerde men de zitmeubelen vrijwel uitsluitend in hout uit, omdat van de voorhanden zijnde materialen het hout zich het meest leende voor met de hand uitgevoerde bewerkingen. Ook thans speelt het hout in de meubelindustrie en in de meubelmakerij nog een belangrijke rol.

Het houten zitmeubel kan men op verschillende manieren construeren, zoals:
uit planken, uit gedraaide delen, uit stijlen, uit gebogen hout en met beweegbare delen.


klik hier om naar boven te gaan



 

Stoffering:

Het is een feit dat men het prettigst zit wanneer de tegendruk van het zitmeubel op alle plaatsen van ons zitvlak gelijk en per eenheid van oppervlak zo klein mogelijk is. Dit kan men bereiken door de zitting soepel te maken, zodat deze zich naar het zitvlak voegt. Bij een zitting van massief houten planken kan dit d.m.v. een daarop aangebracht kussen. Een zelfde eigenschap verkrijgt men ook door de zitting te vervaardigen uit stevig linnen, leer of kunstleer, gevlochten riet of biezen matten, etc. die als het ware tussen de onderdelen van het frame is gehangen.
Om de druk per eenheid van oppervlakte zo klein mogelijk te maken moet men het oppervlak dat aan het zitproces meedoet dus vergroten, waardoor het totaalgewicht van het lichaam over een groter aantal oppervlakte-eenheden wordt verdeeld.
M.a.w.:    hoe dieper men in een zitting wegzakt, des te groter het oppervlak wordt. Ook de rug en de armen doen met dit proces van oppervlakte vergroting mee.

Deze vergroting kan worden bereikt d.m.v. stoffering.

Bij het stofferen maakt men onderscheid tussen:
    vlak stofferen;
    hoog stofferen;
    en stofferen met losse kussens.

Het stofferen volgens de klassieke methode met stalen veren:
    Het meubelstofferen bestaat bij toepassing van stalen veren achtereenvolgens uit:

  1. het aanbrengen van een veerkrachtige ondergrond voor de veren (het singelen);
  2. De breedte van de jute en / of linnen singels, welke bij houten meubelen aan het frame worden gespijkerd, bedraagt 5 tot 7 cm.
    Het aantal aan te brengen singels is afhankelijk van het model van de meubel.
    Om een stevig geheel te verkrijgen moet men de singels vlechten en spannen. Bij het singelen van banken e.d. zijn voor het opnemen van de trekkrachten soms extra schoorlatten nodig.
  3. het plaatsen van de veren;
  4. De wijze waarop de veer is gedraaid, alsmede de dikte en veerkracht van de draad, zijn van invloed op de veerkracht van de veer. De variatie in de mogelijke verenstelsels is daarom groot. Per meubelsoort moet daarom een keuze worden gemaakt.
    De ruimte tussen de veren moetvoldoende groot zijn op de koppeltouwen te kunnen plaatsen, maar ....... niet te ver uit elkaar, want dan ontstaan er tijdens het zitten zakken tussen te veren.
    Het innaaien van de veren geschiedt m.b.v. stevig naaitouw.
  5. het koppelen van de veren met koppeltouw;
  6. Door de veren met koppeltouw op verschillende hoogten onderling aan elkaar te koppelen kan men er voor zorgen, dat de as van de veren nagenoeg verticaal staat en blijft staan, ook tijdens het zitten.
  7. het aanbrengen van verenlinnen over de veren;
  8. het aanbrengen van de eerste veerkrachtige laag en het afdekken daarvan met vullinnen (het vullen);
  9. het aanbrengen van een tweede veerkrachtige laag en het afdekken daarvan met watten (het pikeren);
  10. het bekleden.
 

 

Bouwkundig detailleren voor tekenaar en ontwerper:
dd: 16-06-2019

 

 

klik hier om naar boven te gaan